be entitled to speak

1. давать право

2. озаглавливать, давать название, называть

3. уполномочивать; юр. тж. давать право, управомочивать

4. титуловать, величать, называть

5. арх. приписывать

- be arrested on a charge

〈 het〉

1 [gerechtigheid] justice ⇒ right

2 [rechtsregels; rechtsgeleerdheid] law

3 [rechtspraak] justice

4 [proces] court

5 [bevoegdheid, voorrecht] right

6 [meervoud] [bevoegdheden behorend bij een stand/positie] rights

7 [aanspraak] right ⇒ claim

8 [meervoud] [bevoegdheid tot reproductie van een boek/film enz.] (copy)right(s)

9 [belasting] duty

♦voorbeelden:

1   iemand recht doen (wedervaren) • do someone justice

     recht doen aan iets • do justice to something

     〈 figuurlijk〉 iemand/iets geen recht doen • be unfair to someone/something

     het recht handhaven • uphold the law

     〈 figuurlijk〉 het recht aan zijn kant hebben • be in the right

     het recht met voeten treden • trample justice underfoot

     in zijn recht zijn/staan • be within one's rights

     〈 figuurlijk〉 met recht • right(ful)ly

     je kan je met recht afvragen wat … • you may well wonder what …

     met recht razend zijn • have good reason to be furious

2   student (in de) rechten • law student

     agrarisch/fiscaal/militair recht • agrarian/fiscal/military law

     burgerlijk recht • civil law

     het geschreven recht • written/statute law

     het ongeschreven recht • unwritten/common law

     publiek en privaat recht • public and private law

     Romeins recht • Roman law

     het recht in eigen handen nemen • take the law into one's own hands

     rechten studeren • read/study law

     meester in de rechten • Master of Laws

     krachtens recht en gewoonte • by right and custom

     krachtens/volgens Engels recht • under English law

     naar Nederlands recht • according to Dutch law

3   recht doen • give judgement

     recht doen in een zaak • decide on a case

     recht vorderen/zoeken • demand/seek justice

4   in rechte iets afdwingen/eisen/vorderen • enforce/demand something in a court of law

5   recht van bestaan hebben • have a right to exist

     het recht van de sterkste • the law of the jungle

     〈 juridisch〉 recht van voorkeur • right of option

     aangeboren en verworven rechten • birthrights and acquired rights

     dat is mijn goed recht • that is my right

     het volste recht hebben om … • have every right to …

     zijn graad geeft hem het recht om … • his degree qualifies him to …

     het recht hebben om zijn kinderen te zien • have access to one's children

     niet het recht hebben iets te doen • have no right to do something

     iemand het recht ontzeggen om … • deny someone the right to …

     evenveel recht van spreken hebben als de rest • have an equal voice with the rest

     geen recht van spreken hebben • have no right to speak

     door dat te doen had hij geen recht van spreken meer • by doing that he put himself out of court

     〈 figuurlijk〉 recht van spreken hebben • be entitled to speak

     iedereen heeft het recht om … • everyone has the right to …

     op zijn recht(en) staan • insist on one's right(s)

     〈 figuurlijk〉 zijn kwaliteiten komen daar veel beter tot hun recht • he can make far better use of his talents there

     〈 figuurlijk〉 tot zijn recht komen • stand out well 〈 jurk, schilderij〉

     〈 figuurlijk〉 iemand/iets (niet) tot zijn recht laten komen • do (no) justice to someone/something

     〈 figuurlijk〉 goed tot zijn recht komen • show up well

     voor zijn recht(en) opkomen • defend one's right(s)

6   de rechten van de mens • human rights

     de rechten van de vrouw • women's rights

     burgerlijke/politieke rechten • civil/political rights

7   recht op uitkering • entitlement to a benefit

     de oudste rechten hebben • have first claim

     geen recht hebben op • have no right/claim to

     zijn rechten laten gelden • exercise one's rights

     recht hebben/geven op iets • have/give the right to something

8   de rechten van een boek verkopen • sell the rights to a book

     alle rechten voorbehouden • all rights reserved

9   vast recht • fixed charge

     vrij van rechten • free of duties

————————

I 〈 bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉

1 [niet gebogen/bochtig; niet scheef/schuin] straight

2 [rechtop] straight (up), upright

3 [normaal] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 right 〈 kant van stof〉; direct 〈 evenredigheid〉; 〈 bijwoord〉 directly 〈 evenredig〉

4 [juist] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 right 〈 woord, pad〉; 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 true 〈 oorzaak〉

5 [met betrekking tot een hoek] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 right

♦voorbeelden:

1   een rechte lijn trekken • draw a straight line

     op het laatste rechte stuk • on the home straight

     je bord moet je wel recht houden • you must keep your plate straight

     de auto kwam recht op ons af • the car was coming straight at us

     iets recht leggen • put something straight

     recht op iemand/iets afgaan • go straight for someone/something

     iets recht snijden • cut something (off) straight

     recht omhoog/omlaag • straight up/down

     iemand recht in de ogen kijken • look someone straight in the eye

     recht op zijn doel afgaan • go straight for one's goal

     recht van lijf en leden • straight-limbed

     recht voor zich uitkijken • look/stare straight ahead

2   een rechte houding • an upright posture

     recht op zijn benen staan • stand up straight

     recht zitten/staan • sit/stand up straight

     recht overeind • straight up, bolt upright

     〈 figuurlijk〉 het probleem blijft recht overeind staan • the problem remains unsolved

3   de rechte zijde van een voorwerp • the right side of an object

     recht evenredig zijn met • be directly proportional to

     〈 breien〉 eerst drie averecht, dan drie recht • first three purl, then three plain

4   op het rechte pad zijn/blijven • 〈 figuurlijk〉 be on/keep to the straight and narrow

     het rechte van iets weten • know the ins and outs of something

5   rechte hoek • right angle

¶   recht voor de zaak uitkomen • be quite open about the matter

     〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 recht voor de vuist • straightforward

II 〈 bijwoord〉

1 [formeel] [echt] really

2 [precies] straight

♦voorbeelden:

1   recht gelukkig was hij nooit • he was never really happy

2   hangt/zit mijn jurk recht? • is my dress straight?

     ze reden recht op elkaar in • they collided head-on

     hij woont recht tegenover mij • he lives straight across from me

     recht tegenover elkaar • face-to-face

* * *

n 1. <Börse, Finanz> right to vote, voting power; 2. < Person> voting right; 3. < Pol> franchise, suffrage, voting right

* * *

to be entitled to speak and vote.

be entitled to speak

= speak of the devil, talk of the devil

Ex. Speak of the devil, we were just talking about him before he came in the room.

Ex. The book is entitled ' Talk of the devil'.

* * *

droit¹, e¹ [dʀwa, dʀwat]

1. adjective

• du côté droit on the right-hand side ;  → bras

2. masculine noun

(Boxing) ( = poing) crochet du droit right hook

3. feminine noun

droite

   a. (opposé à la gauche) la droite the right

• à droite on the right ; (direction) to the right

• à ma droite on my right

• le tiroir/chemin de droite the right-hand drawer/path

• à droite de la fenêtre to the right of the window

• de droite à gauche from right to left

• il a couru à droite et à gauche pour se renseigner he tried everywhere to get some information

   b. (sur route) rouler à droite to drive on the right

• garder or tenir sa droite to keep to the right

   c. (Politics) la droite the right wing

• candidat/idées de droite right-wing candidate/ideas

• un homme de droite a man of the right

• membre de la droite right-winger

droit², e² [dʀwa, dʀwat]

1. adjective

   a. ( = sans déviation, non courbe) [barre, ligne, route, nez] straight

• ça fait 4 km en ligne droite it's 4km as the crow flies ;  → coup

   b. ( = vertical, non penché) [arbre, mur] straight

• ce tableau n'est pas droit this picture isn't straight

• tiens ta tasse droite hold your cup straight

• être or se tenir droit comme un i to stand bolt upright

• tiens-toi droit (debout) stand up straight ; (assis) sit up straight

   c. ( = honnête, loyal) [personne] upright

2. feminine noun

droite ( = ligne) straight line

3. adverb

[viser, couper, marcher] straight

• aller/marcher droit devant soi to go/walk straight ahead

• c'est droit devant vous it's right in front of you

• aller droit à la faillite to be heading straight for bankruptcy

• aller droit au but or au fait to go straight to the point

droit³ [dʀwa]

1. masculine noun

   a. ( = prérogative) right

• le droit des peuples à disposer d'eux-mêmes the right of peoples to self-determination

• droit de pêche/chasse fishing/hunting rights

• le droit au logement the right to have somewhere to live

• droit du sang/du sol right to nationality based on parentage/on place of birth

• avoir le droit de faire qch (simple permission, possibilité) to be allowed to do sth ; (autorisation juridique) to have the right to do sth

• avoir droit à [+ allocation] to be entitled to

• il a eu droit à une bonne raclée (inf: humorous) he got a good hiding (inf)

• avoir (le) droit de vie ou de mort sur to have power of life and death over

• avoir droit de regard sur [+ documents] to have the right to examine ; [+ affaires, décision] to have a say in

• avoir des droits sur to have rights over

• cette carte vous donne droit à des places gratuites this card entitles you to free seats

• être en droit de faire qch to be entitled to do sth

• être dans son droit to be within one's rights

• c'est votre droit you are perfectly entitled to do so

• de quel droit est-il entré ? what right did he have to come in?

   b. (Law) le droit law

• faire son droit (University) to study law

• droit civil/pénal civil/criminal law

• droit écrit statute law

• droit des affaires company law

   c. ( = taxe) droit d'entrée entrance fee

• droits d'inscription/d'enregistrement enrolment/registration fee

2. compounds

► droit d'asile right of asylum

► droit d'auteur ( = propriété artistique, littéraire) copyright

• droits d'auteur ( = rémunération) royalties ► droit de cité

• avoir droit de cité parmi/dans to be established among/in ► droits civils civil rights

► droits civiques civic rights

► droit commun

• condamné/délit de droit commun common law criminal/crime ► droits de douane customs duties

► les droits de la femme women's rights

► le droit de grève the right to strike

► les droits de l'homme human rights

► droit à l'image privacy rights concerning the publication of one's photograph

► droit de passage right of way

► droit de propriété right of property

► droits de reproduction reproduction rights

• « tous droits (de reproduction) réservés » "all rights reserved" ► droits de succession inheritance tax

► droit de visite (right of) access

► le droit de vote the right to vote

* * *

droite dʀwɑ, ɑt adjectif

1) (pas courbe, pas tordu) [ligne, route, barre, cheveux, mur, nez] straight; ( pas penché) [écriture] up-and-down

2) ( contraire de gauche) right

3) ( honnête) [personne] straight, upright; [vie] blameless

4) ( sensé) [jugement] sound

5) ( en couture) [jupe] straight; [veste] single-breasted

6) Mathématique [cône, angle, prisme] right

adverbe [aller, rouler] straight

nom masculin

1) ( prérogative) right

2) Droit ( ensemble de lois) law

3) ( redevance) fee

4) ( en boxe) right

•

- droit d'aînesse

- droit d'antenne

- droit de cité

- droit commun

- droit d'entrée

- droit de passage

- droit de port

- droit de propriété

- droit de regard

- droit de timbre

- droit de vote

- droits d'auteur

- droits civiques

- droits de douane

- les droits de l'homme

- droits de succession

••

* * *

1. adj

1) (= non courbe) straight

2) (= loyal, franc) upright, straight

3) (= opposé à gauche) right

2. adv

3. nm

1) (= prérogative) right

2) (= lois, sujet)

3) (= poing)

4) (= taxe) duty, tax, [inscription] fee

4. droits nmpl

1) (= prérogatives) rights

2) (= somme d'argent)

5. nf

1) (= ligne) straight line

2) BOXE (= coup) right

3) (= opposé à gauche) right

4) POLITIQUE right, right wing

* * *

droit, droite ⇒ Les itinéraires

A adj

1 (pas courbe, pas tordu) [ligne, route, barre, cheveux, mur, tour, nez] straight; ( pas penché) [cône, cylindre, prisme] right; [écriture] up-and-down; le tableau n'est pas droit the picture isn't straight; se tenir droit ( debout) to stand up straight; ( assis) to sit up straight; tenir qch droit to hold sth straight; le droit chemin fig the straight and narrow; s'écarter du droit chemin to stray from the straight and narrow; descendre en droite ligne de to be a direct descendant of;

2 ( contraire de gauche) right; le côté droit the right side; du côté droit on the right(-hand) side;

3 ( honnête) [personne] straight, upright; [vie] blameless;

4 ( sensé) [jugement] sound;

5 Mode [jupe] straight; [veste] single-breasted;

6 Math right.

B adv [aller, rouler] straight; droit devant straight ahead; se diriger droit vers to make straight for, to make a beeline for○; la voiture venait droit sur nous the car was coming straight at us; continuez tout droit carry straight on; file tout droit à la maison go straight home; aller droit au but or fait fig to go straight to the point; aller droit à la catastrophe to be heading straight for disaster; ça m'est allé droit au cœur fig it really touched me; marcher droit lit to walk straight; marcher or filer○ droit to toe the line; regarder qn droit dans les yeux to look sb straight in the eye; venir tout droit de [expression, citation] to come straight out of [auteur, œuvre]; je reviens tout droit de chez elle/de l'exposition I've come straight from her place/the exhibition.

C nm

1 ( prérogative) right; connaître/faire valoir ses droits to know/assert one's rights; avoir des droits sur qn/qch to have rights over sb/sth; de quel droit est-ce que tu me juges? what gives you the right to judge me?; être dans son (bon) droit, avoir le droit pour soi or de son côté to be within one's rights; de (plein) droit by right(s); de droit divin [monarque, monarchie] by divine right; cela leur revient de droit it's theirs by right; c'est tout à fait ton droit you have every right to do so, you're perfectly entitled to do so; avoir droit à to have the right to [liberté, nationalité]; to be entitled to, to be eligible for [bourse, indemnité]; vous avez droit à une boisson chacun you're allowed one drink each; les spectateurs ont eu droit à un beau match the spectators were treated to a fine game; on a eu droit à ses souvenirs de régiment iron he treated us to stories about his army days; il a eu droit à une amende iron he got a fine; avoir le droit de faire ( la permission) to be allowed to do; (selon la morale, la justice) to have the right to do; elle n'a pas le droit de sortir le soir she isn't allowed to go out at night; j'ai quand même le droit de poser une question! iron I suppose I am allowed to ask a question?; j'ai le droit de savoir I've got a right to know; elle n'a pas le droit de me juger/d'exiger ça de moi she has no right to judge me/to demand that of me; avoir le droit de vie ou de mort sur qn to have (the) power of life and death over sb; il s'imagine qu'il a tous les droits he thinks he can do whatever he likes; être en droit de to be entitled to; on est en droit de se demander si… we are entitled ou we have every right to wonder if…; ça te donne droit à… it entitles you to…; à bon droit [se plaindre, protester] with good reason; ‘à qui de droit’ ‘to whom it may concern’; j'en parlerai à qui de droit○ I'll speak to the appropriate person; faire droit à to grant [demande, requête];

2 Jur ( ensemble de lois) law; le droit français/anglais French/English law; faire son droit to study law; étudiant en droit law student;

3 ( redevance) fee; acquitter/percevoir un droit to pay/receive a fee; droit d'inscription registration fee; passible de droit dutiable;

4 ( en boxe) right; direct du droit straight right; crochet/uppercut du droit right hook/uppercut.

D droite nf

1 ( opposé à gauche) la droite the right; la porte de droite the door on the right; être/rouler à droite to be/to drive on the right; tourner à droite to turn right; tenir sa droite Aut to keep (to the) right; à ta droite, sur ta droite on your right; à droite de to the right of; deuxième couloir à droite second corridor on the right; il ne connaît pas sa droite de sa gauche he can't tell (his) right from (his) left; demander à droite et à gauche ( partout) to ask everywhere ou all over the place; ( à tous) to ask everybody; être critiqué de droite et de gauche to be criticized from all sides ou by everybody;

2 Pol right; voter à droite to vote for the right; de droite [parti, personne, gouvernement] right-wing; être à or de droite to be right-wing;

3 Math straight line.

droit administratif administrative law; droit aérien Jur air law; droit des affaires Jur company law GB, corporate law US; droit d'aînesse Jur birthright, primogeniture; droit d'antenne broadcasting right; droit d'asile Pol right of asylum; droit au bail right to the lease; droit canon Jur canon law; droit de cité Jur (right of) citizenship; fig acceptance; acquérir droit de cité fig to gain acceptance; avoir droit de cité to be accepted; donner droit de cité à to accept; droit civil Jur civil law; droit commercial commercial law; droit commun ( prisonnier) nonpolitical; de droit commun [prisonnier] nonpolitical, ordinary; [[taux, régime] ordinary; droit constitutionnel Jur constitutional law; droit coutumier Jur common law; droit écrit Jur statute law; droit d'entrée Comm, Fisc import duty; ( pour une personne) entrance fee; droit d'étalage Comm, Fisc stallage; droit fil Cout straight grain; fig main line; dans le droit fil de fig in line with; droit fiscal Jur tax law; droit de grâce Jur right of reprieve; droit de grève Pol right to strike; droit immobilier Jur property law; droit international Jur international law; droit maritime Jur maritime law; droit de passage Jur right of way GB, easement US; droit pénal Jur criminal law; droit de port Fisc port dues; droit de poursuite Jur right of action; droit de préemption right of preemption; droit privé Jur private law; droit de propriété right of possession; droit public Jur public law; droit de recours Jur right of appeal; droit de regard Fin right of inspection; gén avoir droit de regard sur to have a say in; droit de réponse right of reply; droit de rétention lien; droit du sang right to citizenship by virtue of kinship; droit social Jur labour^GB law; droit du sol right to citizenship by virtue of birth in a country; droit de timbre Fisc stamp duty; droit du travail Jur labour^GB law; droit d'usage Jur customary right; droit de veto right of veto; droit de visite Jur right of access; droit de vote Pol right to vote; droits d'auteur Édition royalties; droits civiques Pol civil rights; droits de douane Comm, Fisc customs duties; les droits de l'homme human rights; droits de quai Fisc wharfage; droits de reproduction reproduction rights; tous droits de reproduction réservés all rights reserved; droits de succession Fisc inheritance tax; droits de tirage spéciaux, DTS Fisc special drawing rights, SDR.

se tenir droit comme un i or un piquet to hold oneself very erect ou upright.

( féminin droite) [drwa, drwat] adjectif

1. [rectiligne - allée, bâton, nez] straight

2. [vertical, non penché - mur] upright, straight, plumb (terme spécialisé) ; [ - dossier, poteau] upright, straight

a. [assis] to sit up straight

b. [debout] to stand up straight

3. [d'aplomb] straight

4. [loyal - personne] upright, honest

5. [sensé - raisonnement] sound, sane

6. [vêtement]

jupe droite straight skirt

————————

adverbe

[écrire] in a straight line

[couper, rouler] straight (adverbe)

ça m'est allé droit au cœur it went straight to my heart

————————

droite nom féminin

GÉOMÉTRIE straight line

( féminin droite) [drwa, drwat] adjectif

[ailier, jambe, œil] right

le côté droit the right-hand side

————————

nom masculin

crochet du droit right hook

————————

droite nom féminin

1. [côté droit]

2. POLITIQUE

la droite the right wing

————————

à droite locution adverbiale

1. [du côté droit]

2. MILITAIRE

3. POLITIQUE

être à droite to be right-wing ou on the right

————————

à droite de locution prépositionnelle

to ou on the right of

————————

de droite locution adjectivale

1. [du côté droit]

2. POLITIQUE

[drwa] nom masculin

1. DROIT

le droit [lois, discipline] law

2. [prérogative particulière] right

avoir droit de cité [idéologie] to be established, to have currency

3. [autorisation sociale ou morale] right

reprendre ses droits [idée, habitude, nature] to reassert itself

a. [explications] to be entitled to

b. [bourse, indemnité] to be entitled to, to be eligible for

c. [reconnaissance, respect] to deserve

a. [comptabilité, dossier] to have the right to examine ou to inspect

b. [activités] to have the right to control

a. [généralement] to be allowed ou to have the right to do

b. [officiellement] to have the right ou to be entitled to do

4. [impôt, taxe] duty, tax

5. [frais] fee

6. (locution)

membre de plein droit ex officio member

————————

droits nom masculin pluriel

1. droit

a. [prérogative] rights, copyright

b. [somme] royalties

2. INFORMATIQUE

1. същ. right (на to, of с ger., над over)

title (на to)

права rights, ( пълномощия) powers

авторско право copyright

граждански права civil rights

право на гласуване, избирателно право right to vote, elective franchise; suffrage

всеобщо избирателно право universal suffrage

имам право на гласуване be eligible to vote

лишавам от избирателни и граждански права disenfranchise

право на давност юр. prescription, prescriptive right

законно право a legal right

право на прелетяване над/преминаване през чужда територия fly-over rights, way-leave

правото на силния/на силата the right of the strong

право на собственост property rights. ownership

право на убежище right of sanctuary/asylum

влизам в правата си come into o.'s own

take over, ( на домакин) play the host

възстановявам правата на restore s.o. to his rights

в правото си съм be within o.'s rights (да to, in с ger.)

давам право на някого entitle s.o. to (c inf.), (заявявам, че някой е прав) declare s.o. to be right, admit s.o. to be in the right

запазвам си правото reserve the right

запазвам си право то за по-късно (при черпене) may I have some later, ( при гостуване) may I come another time

имам право да се ползувам от (дом, игрище и пр.) have the run of

имам право да have a right to (do s.th.), be entitled to (do s.th.), be justified in (doing s.th.)

have a title/claim (на, над to)

имам пълно право be fully entitled to, have every right (да to с inf.)

кой им дава правото да what right have they to (c inf.)

нямам право да have no right to (c inf.)

по право by rights

предявя-вам правата си establish o.'s rights

с право with good reason, with truth, rightly, fairly reasonably

с пълно право with justice, right-fully, with a great deal of justification

той не е съгласен, и с право he doesn't agree to it, quite rightly so

с какво право what right have you/they etc. to (c inf.); on what grounds do you/they etc.

2. (наука) law, jurisprudence

въздушно право air law

гражданско право civil/common law

държавно право public law

международно право international law

морско право maritime law

наказателно право criminal law

национално право municipal law

обичайно право unwritten law, common law

облигационно право contractual law

юмручно право club-law

доктор по право то a doctor of law

следвам право study law, study/read for the bar

3. (справедливост, правда) justice

4. нар. (в права посока) straight, direct; right, bang

право навън right/straight out

право напред/нагоре/надолу н пр. straight ahead/up/down etc.

право пред себе си before o.'s nose

блъснах се право в I bumped smack into

гледам право пред себе си look straight ahead; look straight before one/in front of one

гледам право в очите look (s.o.) full in the face

5. (направо към целта без заобикалки) идвам право на въпроса come straight to the point

казвам право в очите/лицето say s.th. light to s.o.'s face. say s.th. frankly/openly/bluntly/roundly

отивам право към целта go straight to the goal

отивам право у дома go straight home

попадам право в целта hit the mark/the bull's eye

6. (справедливо) право или криво rightly or wrongly

което си е- право in all fairness

право куме, та в очи flat and plain; (speak) straight from the shoulder

* * *

пра̀во,

ср., -а̀ 1. right (на to, of c ger., над over); title (на to); авторско \правоо юр. copyright; без \правоо на преотстъпване untransferable; в \правоото си съм be within o.’s rights (да to, in c ger.); влизам в \правоата си come into o.’s own; take over, (на домакин) play the host; всеобщо избирателно \правоо юр. universal suffrage; възстановявам \правоата на restore s.o. to his rights; граждански \правоа civil rights; давам \правоо на някого entitle s.o. to (c inf.); избирателно \правоо right to vote, elective franchise; suffrage; изтичане на \правоото ( над търговска марка) exhaustion of rights; имам \правоо да have a right to (do s.th.), be entitled to (do s.th.), be justified in (doing s.th.); have a title/claim (на, над to); имам пълно \правоо be fully entitled to, have every right (да to c inf.); кой им дава \правоото да what right have they to (c inf.); лишавам от избирателни и граждански \правоа disenfranchise; по \правоо by rights; \правоа̀ rights, ( пълномощия) powers; entitlements; \правоата на човека human rights; \правоо на гласуване, имам \правоо на гласуване be eligible to vote; \правоо на давност юр. prescription, prescriptive right; \правоо на десния авт. preference to the right; \правоо на преживелия юр. (right of) survivorship; \правоо на прелетяване над/преминаване през чужда територия fly-over rights, way-leave; предявявам \правоата си establish o.’s rights; придобиване на \правоо accession; с какво \правоо by what right; what right have you/they etc. to (c inf.); on what grounds do you/they etc.; с \правоо with good reason, with truth, rightly, fairly reasonably;

2. ( наука) law, jurisprudence; въздушно \правоо air law; гражданско \правоо civil/common law; доктор по \правоо a doctor of law; държавно \правоо public law; международно \правоо international law; морско \правоо maritime law; наказателно \правоо criminal law; обичайно \правоо unwritten law, common law; облигационно \правоо contractual law; следвам \правоо study law, study/read for the bar; юмручно \правоо club-law;

3. ( справедливост, правда) justice.

——————

1. (в права посока) straight, direct; right, bang; блъснах се \право в I bumped smack into; гледам \право в очите look (s.o.) full in the face; \право навън right/straight out;

2. ( направо в целта) fair and square; sl. caplump, caplunk; ( направо към целта; без заобикалки): идвам \право на въпроса come straight to the point; казвам \право в очите/лицето say s.th. frankly/openly/bluntly/full in the face; попадам \право в целта hit the mark/the bull’s eye.

* * *

law: civil право - гражданско право, public право - държавно право, international право - международно право, criminal право - наказателно право, common право - обичайно право, contractual право - облигационно право; prerogative; right{rait}: This is my legal право. - Това е мое законно право., I reserve for later the право to ask you a question. - Запазвам си правото да ти задам въпрос за по-късно.; franchise; jurisprudence; suffrage (избирателно): universal право - всеобщо избирателно право; vote (на гласуване); (нар.): right: He hit me право in the left eye. - Той ме удари право в лявото око.; directly: Go право home! - Отивай право в къщи!; upright; straight: Look право ahead. - Гледай право напред.

* * *

* * *

(kem; kom or kvam, kómum or kvamúm; kominn), v.

1) to come (litlu síðarr kómu Finnar aptr heim);

2) to come, arrive (bréf kómu frá Skúla jarli);

kom svá, at (it came to pass, that) Bárði var heitit meyjunni;

3) with dat. of the object, to make to come, to take, bring, carry, etc.;

hann skyldi koma Þór í Geirröðargarða, he should make Th. come to G.;

hann kom Þórhaddi heilum yfir ána, he brought Th. safe across the river;

koma e-m í hel, to put one to death;

koma e-m til falls, to make one fall;

koma e-m í sætt við e-n, to reconcile one with another;

koma sér vel hjá e-m, to bring oneself into favour with, be agreeable to (þeir kómu sér vel við alla);

koma e-u til leiðar (til vegar), to effect, bring about;

koma orðum við e-n, to speak with a person (hann gørði sik svá reiðan, at ekki mátti orðum við hann koma);

4) with preps.:

koma e-u af sér, to get rid of (allt mun ek til vinna at koma af mér yðvarri reiði);

koma e-u af, to abolish (Þvi hafði eigi orðit af komitmeði öllu);

koma at e-m, to come upon one (kómu þessir at honum fyrir Sjólandi með tveim skipum);

koma at hendi, to happen (mikill vandi er kominn at hendi);

impers., Gunnarr játaði því, en þá er at kom, vildi hann eigi, G. agreed to it, but when it came to the point he would not;

koma at e-u, to come at, regain, recover (koma at hamri);

koma sér at e-u, to bring oneself to (Þ. kom sér ekki at því);

koma á e-t, to come on, hit (höggit kom á lærit);

koma e-u á, to bring about, effect (máttu þeir øngum flutningum á koma);

koma kristni (dat.) á England, to christianize E.;

koma fram, to come forth, appear, emerge (sigldi E. suðr með landi ok kom fram í Danmörk); to be produced, brought forward (nú mun pat fram koma sem ek sagða);

koma e-u fram, to bring about, effect (koma fram hefndum);

koma fyrir e-t, to be an equivalent for (fyrir víg Hjartar skyldi koma víg Kols);

allt mun koma fyrir eitt, it will all come to the same;

koma fyrir ekki, to come to naught, be of no avail;

e-m þykkir fyrir ván komit, at, one thinks it past all hope, that;

koma e-u fyrir, to destroy (hann kom hverjum hesti fyrir);

koma í e-t, to come into, enter;

mál koma í dóm, suits are brought up for judgement;

koma niðr, to come down;

hann reyndi eptir, hvar G. væri niðr kominn, what had become of G.;

kom þar niðr tal hennar, at hon sagði honum, hversu, the end of her talk was, that she told him how koma;

koma hart niðr, to pay dearly for it (ek hafða illa til gört, enda kom ek hart niðr);

koma saman, to come together, gather (er saman kom liðit); to agree;

þat kom saman (or ásamt) með þeim, they agreed on it;

impers., kom þeim vel saman (ásamt), they agreed well;

koma e-u saman, to bring about, effect;

koma saman sættum með e-m, to reconcile them;

koma til e-s, to come to a person or place (jarlinn kom með allan her sinn til Dyflinnar);

koma till ríkis, to come to, or succeed to, the throne;

koma til e-s, to cause: þat kemr til þess, at, the reason is, that; to help, avail: koma til lítils, to come to little, be of small avail (= koma fyrir lítit); to concern: þetta mál kemr ekki til þín, this quarrel is no business of thine; þat er til mín kemr, so far as I am concerned; to mean, signify (Þ. kvezk skilja, hvar orð hans kómu til); to be of value: sverð þat, er til kom mörk gulls, that was worth a ‘mark’ of gold; mikit þykkir til e-s koma, one is much thought of, is thought to be of great importance;

koma til, to be born;

koma e-m undan, to help one to escape;

koma undir e-n, to come unto one;

ef undir oss skal koma kjörit, if we are to choose;

koma e-m undir, to get one down, overcome one;

koma upp, to come up;

tungl kemr upp, the moon rises;

eldr kom upp, fire broke out;

kom þá upp af tali þeirra, at, the end of their talk was, that; to come out, become known (kom þat þá upp, at hann hafði beðit hennar);

koma e-u upp, to open (kerling tekr hörpuna ok vildi upp koma);

hann mátti lengi eigi orði upp koma, it was long before he could utter a word;

koma við e-t, to touch (komit var við hurðina);

þeir kómu við sker, they struck on a reef;

hann kemr við margar sögur, he appears in many sagas; to be added to (koma þær nætr við hinar fyrri);

koma við, to fit, be convenient, suit;

koma e-u við, to employ, make use of (ek mátta eigi boganum við koma); hann kom því við (he brought about), at engi skyldi fara með vápn; urðu þeir at flýja sem því kómu við, all fled that could;

koma sér við, to bring about, effect, be able to do (ek mun veita þér slíkt lið sem ek má mér við koma); to behave (hversu hann kom sér við í þessum málum);

koma yfir, to pass over (hvert kveld, er yfir kom);

5) refl., komast;

f. arrival, = kváma.

* * *

pres. sing. kem, kemr, kemr; an older form komr is used constantly in very old and good vellum MSS., as the Kb. of Sæm.; and even spelt keomr or ceomr (in Eluc., Greg., etc.); reflex. komsk, 2nd pers. kømztu ( pervenis), Sdm. 10: pret. kom, kom-k, I came, Skm. 18: 2nd pers. komt, 17, mod. komst: the pret. plur. varies, kvámu being the oldest form; kvómu, often in the MSS.; kómu, as it is still pronounced in the west of Icel.; the usual and latest form is komu, with a short vowel; the spelling of the MSS. cannot always be ascertained, as the word is usually written k^umu or q^umu: pret. subj. kvæmi and kꝍmi (kæmi): imperat. kom, kom-ðú, proncd, kondu, come thou! pret. infin. kómu ( venisse), Fms. i. 224 (in a verse), Geisli 62:—with suff. neg., pres. kmr-at or kømr-að, Akv. 11, Grág. ii. 141, Gkv. 3. 8; pret. kom-a, kom-að, came not, Ls. 56, Þorf. Karl. (in a verse), Þd. 18; 2nd pers. komtaðu ( non venisti), Am. 99; subj. kømi-a ( non veniret), Gs. 10: reflex., pres. kømsk-at, Grág. ii. 180; pret. komsk-at ( could not come), Am. 3:—a middle form, pres. 1st pers. komum-k (komumsk), Ó. H. 140, 214, Skm. 10, 11; subj. pres. komimk, Ó. H. 85; pret. kømomc, Hbl. 33 (Bugge); part. pass. kominn, see Gramm. p. xix. The preterite forms kvam and kvaminn, used in the Edition of the Sturl. and in a few other mod. Editions without warrant in the MSS., are due to the fact that the Edition of Sturl. was published from a transcript now in the Advocates’ Library in Edinburgh, made by the learned priest Eyjolf á Völlum (died A. D. 1745), who used this spelling: in prehistoric times, before the age of writing, it may be assumed for certain that this verb had a v throughout, as in Gothic: [Ulf. qiman, i. e. qwiman, = ἔρχεσθαι; A. S. cuman; Engl. come; O. H. G. queman; Germ. kommen; Dutch komen; Dan. komme; Swed. komma; Lat. venio, qs. gvenio; the Ormul. spells cumenn, indicating a long root vowel; cp. North. E. coom.]

A. To come; sá þeirra sem fyrr kæmi, Fms. ix. 373; konungr kom norðr til Túnsbergs, 375; kómu Finnar heim, i. 9; þeir mágar kómu ór hjúkólfi, Sturl. ii. 124; kömr hann á konungs fund, Fms. ix. 221; þá vóru þeir norðan komnir, 308; hér er nú komin ær ein kollótt, Sturl. i. 159, passim.

2. to become, arrive; bréf kómu frá Skúla jarli, Fms. ix. 375; ef svá síðarliga kömr skip til hlunns, Sks. 28; en er vár kom, Eg. 167; koma at máli við e-n, to have an interview, talk with one, 467; konungi kom njósn, Fms. vii. 57; þá komu honum þau tíðendi, i. 37; þetta kom allt fyrir Ingimar, vii. 114; kom honum þat (it came to him, he got it) fyrir útan fé, en engum kom fyrr, x. 394; hvat sem á bak kemr, whatsoever may befall, Nj. 193; koma e-m at haldi, or í hald, to avail oneself, 192, Fms. x. 413; koma at gagni, to ‘come in useful,’ be of use, Nj. 264; koma at úvörum, to come at unawares, Ld. 132; koma e-m fyrir úvart, id., Fms. xi. 290; koma á úvart, Nj. 236; koma í þörf = koma í gagn, Fms. vii. 14; hvar kom kapp þitt þá? Bs. i. 18; mál koma í dóm, to be brought up for judgment, Fms. vii. 115; líðr vetrinn, kemr þar ( that time comes) er menn fara til Gulaþings, Eg. 340; var þá svá komit, at allir menn vóru sofa farnir, 376; kom svá ( it came to pass) at Bárði var heitið meyjunni, 26; svá kemr, kemr þar, at, it comes to pass. Fb. i. 174, ii. 48, 68; láta koma, to let come, put; síðan létu þeir koma eld í spánuna, Fms. xi. 34.

3. in greeting; kom heill, welcome! kom heill ok sæll, frændi! Nj. 175: mod. komdu (kondu) sæll! komið þér sælir!

II. with prepp.; koma á, to hit; ef á kömr, Grág. ii. 7:—koma at, to come to, arrive, happen; láttu at því koma, let it be so, Dropl. 24; kom þat mjök optliga at honum, of sickness, Fms. vii. 150; kom at þeim svefnhöfgi, sleep came upon them, Nj. 104; koma at hendi, to happen; mikill vandi er kominn at hendi, 177, Hom. 80; koma at e-u, to come at, regain, recover; koma at hamri, Þkv. 32:—koma fram, to come forth, appear, stund var í milli er þeir sá framstafninn ok inn eptri kom fram, Fms. ii. 304; engin kom önnur vistin fram, Eg. 549; nú eru öll sóknar-gögn fram komin, Nj. 143: to emerge, hann kom fram í Danmörk, Hkr. i. 210, 277, Ísl. ii. 232, Eg. 23, Landn. 134, Orkn. 152: to arrive, sendimenn fóru ok fram kómu, Fms. xi. 27; reifa mál þau fyrst er fyrst eru fram komin, each in its turn, Grág. i. 64: to be fulfilled, happen, því er á þínum dögum mun fram koma, Ld. 132; nú mun þat fram komit sem ek sagða, Eg. 283; kom nú fram spásagan Gests, Ld. 286; öll þessi merki kómu fram ok fylldusk, Stj. 444; aldrei skal maðr arf taka eptir þann mann er hann vegr, eðr ræðr bana fram kominn, whom he has slain, or whose death he has devised with effect, Grág. ii. 113; staðar-prýði flest fram komin, Bs. i. 146; vera langt fram kominn, mod. áfram kominn, to be ‘in extremis,’ at the point of death, 644; er sú frásögn eigi langt fram komin, this story comes from not far off, i. e. it is derived from first, not second hand, Fms. viii. 5:—koma fyrir, to come as payment, tvau hundrað skyldu koma fyrir víg Snorra (of weregild), Sturl. ii. 158; henni kvaðsk aldri hefnt þykkja Kjartans, nema Bolli kæmi fyrir, Ld. 240; allt mun koma fyrir eitt, it will come to the same, Lv. 11, Nj. 91, Fms. i. 208; koma fyrir ekki, to come to naught, be of no avail, Ísl. ii. 215, Fms. vi. 5:—koma í, to enter, come in, a fisherman’s term; koma í drátt, to hook a fish; at í komi með ykkr Þorbrandssonum, that ye and the Th. come to loggerheads, Eb. 80:—koma með, to come with a thing, to bring; kondu með það, fetch it!—koma til, to come to; vera kann at eigi spillisk þótt ek koma til, Eg. 506; nú er rétt lögruðning til ykkar komin, Nj. 236; koma til ríkis, to come to a kingdom, Eg. 268; þeir létu til hans koma um alla héraðs-stjórn, Fs. 44: to befall, kom svá til efnis, it so happened, Mar.; þeim hlutum sem hafinu kunni opt til at koma, Stj. 105, Sks. 323: to mean, signify, en hvar kom þat til er hann sagði, Ó. H. 87; ef þat kom til annars, en þess er hann mælti, id.: to cause, hygg ek at meir komi þar til lítilmennska, Eb. 172; konungr spurði hvat til bæri úgleði hans, hann kvað koma til mislyndi sína, Fms. vi. 355, Fb. ii. 80, Band. 29 new Ed.: to concern, þetta mál er eigi kom síðr til yðvar en vár, Fms. vii. 130; þetta mál kemr ekki til þín, Nj. 227; þat er kemr til Knúts, Fms. v. 24; þat er til mín kemr, so far as I am concerned, iv. 194; hann kvað þetta mál ekki til sín koma, vi. 100; þeir eru orðmargir ok láta hvervetna til sín koma, meddle in all things, 655 xi. 2: to belong to, skulu þeir gjalda hinum slíka jörð sem til þeirra kemr, proportionally, Jb. 195; kemr þat til vár er lögin kunnum, Nj. 149; sú sök er tylptar-kviðr kömr til, Grág. i. 20; tylptar-kviðar á jafnan á þingi at kveðja, þar sem hann kömr til saka, ii. 37; þá er komit til þessa gjalds ( it is due), er menn koma í akkeris-sát, 408: to help, avail, koma til lítils, to come to little, be of small avail, Nj. 149, Fms. vi. 211; at göra litla fésekt, veit ek eigi hvat til annars kemr, I am not aware what else will do, I believe that will meet the case best, Band. 36 new Ed.; koma til, to ‘come to,’ of a person in a swoon, etc.; veit ek eigi til hvers koma mun sú tiltekja Fb. i. 177, Fms. xi. 103; hvar til þessi svör skulu koma, i. 3; það kemr til, it will all come right; kom þar til með kóngum tveim, two kings came to a quarrel, Skíða R. 48: to be of value, importance, authority, þótti allt meira til hans koma, Fas. i. 16; hvart sem til hans kæmi meira eðr minna, Fms. xi. 76; sverð þat er til kom hálf mörk gulls, Ld. 32; svá fémikill at til kómu tuttugu merkr gulls, Fms. xi. 85; mér þykir lítið til hans koma, I think little of him:—koma saman, to come together, live together, marry, K. Á. 134: to agree, þat kom saman með þeim, they agreed on it, Dropl. 9, Gísl. 41; kom þat ásamt með þeim, id., Fb. i. 168; koma vel ásamt, to agree well, Nj. 25:—koma undir e-n, to come unto one, ef undir oss bræðr skal koma kjörit, if we are to choose, Nj. 192; öll lögmæt skil þau er undir mik koma á þessu þingi, 239: to depend on, það er mikit undir komið, at …, be of importance:—koma upp, to come up, break out; kom þá upp grátr fyrir henni, she burst into tears, Fms. ix. 477; er lúðrar kvæði við, ok herblástr kæmi upp, v. 74; er seiðlætin kómu upp, Ld. 152; eldr kom upp, fire came up, Ölk. 35, (hence elds-uppkoma, an upcome of fire, an eruption); ef nokkut kemr síðan sannara upp, Fms. vii. 121: þá kom þat upp at hann hafði beðit hennar, Eg. 587; kom þat upp af tali þeirra, at …, Fms. vii. 282; þat kom upp ( it ended so) at hverr skyldi vera vin annars, i. 58: to turn up, ek ætla mér góðan kost hvárn sem upp kemr, Eg. 715; mun nú hamingjan skipta hverr upp kemr, 418; at sakar görðisk eða upp kæmi, Grág. i. 27; skaut til Guðs sínu máli, ok bað hann láta þat upp koma er hann sæi at bazt gegni, Ó. H. 195, Stj. 385:—koma við, to touch, hit; sé eigi komið við, if it is not touched, Grág. ii. 65; komit var við hurðina, Fas. i. 30; at þeir skyldi koma við torfuna, Ld. 60; hefi ek aldrei svá reitt vápn at manni, at eigi hafi við komit, Nj. 185; hann kemr við margar sögur, he comes up, appears in many Sagas, Ld. 334; koma þeir allir við þessa sögu síðan, Nj. 30; sem ek kom við (as I mentioned, touched upon) í morgin, Fms. ii. 142; er mestr er, ok úskapligast komi við, Ld. 118: to fit, þat kemr lítt við, ‘tis not meet, it won’t do, Lv. 20; mun ek gefa þér tveggja dægra byr þann er bezt kemr við, Fas. iii. 619: koma við, to land, call; þeir vóru komnir við Ísland, Eg. 128; þeir kómu við Hernar, Nj. 4; þeir kómu suðr við Katanes, 127; þeir kómu við sker ( struck on a skerry) ok brutu stýri sín, Fms. ix. 164; hann hafði komit við hval, he had struck against a whale, Sturl. ii. 164; hence in mod. usage, koma við, to call, make a short stay, also on land: to be added to, tekr heldr at grána gamanit ok koma kveðlingar við, i. 21; koma þær nætr við inar fyrri, Rb. 58; þá koma enn ellefu nætr við, 22:—koma yfir, to overcome, pass over; íss er yfir kömr, Hm. 81; hvert kveld er yfir kom, Finnb. 230; hryggleikr kom yfir, 623. 57; at sá dagr myndi ekki yfir koma, Sks. 111.

B. With the dat. of the object, to make to come, put, bring, carry; páfa þess, er Kristni (dat.) kom á England, who Christianised England, Íb. 14; koma mönnum til réttrar trúar, Fms. i. 146; koma orðum við e-n, to speak to a person; görðisk hann styggr svá at fáir menn máttu orðum við hann koma, i. e. that no one could come to words with him, Eg. 3; hann görði sik svá reiðan, at ekki mátti orðum við hann koma, Fms. i. 83, xi. 293; koma vélræðum við e-n, to plan against one, Eg. 49; koma flugu í munn e-m, Nj. 64, 68; þú skalt ekki láta í skorta at koma þeim í (málit) með þér, 271; hann skyldi koma Þór í Geirröðar-garða, make Thor come to G., Edda 60; hann kom Þorhaddi heilum yfir ána, he brought Th. safe across the river, Þorst. Síðu H. 181; koma kaupi, to bring about a bargain, Gþl. 415; koma e-m í hel, to put one to death, Anal. 233; koma e-m til falls, to make one fall, Edda 34; koma e-m í sætt, Fs. 9; mun ek koma þér í sætt við konung, Eg. 227; hann kom sér í mikla kærleika við jarlinn, Nj. 268; koma sér í þjónustu, Fs. 84; koma sér vel, to put oneself in favour, be engaging; ek hefi komit mér vel hjá meyjum, Kormak; þeir komu sér vel við alla, Fas. iii. 529, Fs. 96, Nj. 66; koma sér ílla, to make oneself hated; það kemr sér ílla, it is ill seen, unpleasant; as also, það kemr sér vel, a thing is agreeable, acceptable; koma e-u til leiðar, to effect, make, Nj. 250, Eb. 118; koma e-u til vegar, id., Ld. 320; koma tölu á, to put, count on, count, number, Anal. 217; koma friði, sættum á, to bring peace, agreement about: hann kom þeim á flótta, he put them to flight, Fms. vii. 235; tóku þar allt er þeir kómu höndum á, all they could catch, ix. 473; koma e-m ór eldi, Fb. i. 300; tók hann merkit ok kom því (put it, hid it) í millum klæða sinna, Nj. 274: Gunnarr kom þangat at þeim örunum, 115; allt þat er bitið var ok blóði kom út á, where it was bitten so as to make blood flow, Fms. vii. 187.

II. with prepp.; koma e-u fram, to effect; koma fram ferð, máli, Nj. 102; til lítils þætti þat koma, en enginn kvæmi sínu máli fram þótt til alþingis væri stefnt, 149, Fb. ii. 90; þat skal aldri verða at hann komi þessu fram, Eg. 765; ef ek kem hefndum fram, Ld. 262; koma fram lögum við e-n. Eg. 722:—koma e-u á, to bring about, introduce:—koma e-u af, to abolish; þó fékk hann því ekki af komit, Bs. i. 165; koma e-u af sér, to get rid of, Fs. 96, Eb. 40, 41:—koma e-u fyrir, to arrange; koma e-m fyrir, to get a place for one; hann kom honum fyrir í skóla: to destroy (fyrir-koma), hann kom hverjum hesti fyrir, Glúm. 356:—koma e-u upp, to open; áðr ek kom henni upp, before I could open it, Fms. iii. 74; kerling tekr hörpuna ok vildi upp koma ( open), nú fær hón upp komit hörpunni, Fas. i. 233; hann mátti lengi eigi orði upp koma fyrir harmi, it was long before he could speak, utter a word, Fms. vi. 234; sá svarar er mátti máli upp koma, vii. 288:—koma e-m undir, to overthrow one, get one down; varð at kenna afls-munar áðr hann kæmi honum undir, Eb. 172:—koma e-m undan, to make one escape. Fms. vii. 265, 623. 18:—ek ætla at koma mér útan, I think to go abroad, Nj. 261:—koma e-u við, to bring about, effect, to be able to do; ek mun veita þér slíkt sem ek má mér við koma, as I can, Nj.; þú munt öðru koma við en gabba oss, Anal. 77; hann kom því við ( brought about) at engi skyldi fara með vápn, Fms. vii. 240; ef váttum kvæmi við, in a case where witnesses were at hand, Íb. 12; liðit flýði allt þat er því kom við, all that could fled, Eg. 529; Guðmundr hafði almanna-lof hversu hann kom sér við ( how he behaved) þessum málum, Nj. 251; komi þeir til er því koma við, who can, Gþl. 371; menn skyldi tala hljótt ef því kæmi við, Sturl. iii. 147; ef því kemr við, if it is possible, Gþl. 429; urðu þeir at flýja sem því kómu við, Fb. ii. 187; ekki mun oss þetta duga, at hann komi boganum við, Nj. 96.

C. Reflex. komask, to come to the end, get through, reach, Lat. pervenire; the difference between the active and reflex. is seen from such phrases as, hann kemr ef hann kemst, he will come if he can; or, eg komst ekki á stað, I could not get off; eg komst ekki fyrir íllviðri, I could not come for bad weather; or, to come into a certain state, with the notion of chance, hap, komask í lífs háska, to come into danger of life; komask í skipreika, to be shipwrecked, and the like; Þorfinnr kom öngu hljóði í lúðrinn, ok komsk eigi upp blástrinn, Fms. ix. 30; komask á fætr, to get on one’s legs, Eg. 748; hann komsk við svá búit í ríki sitt, Hkr. i. 76; meina honum vötn eða veðr svá at hann má ekki komask til þess staðar, Grág. i. 496; hann komsk með sundi til lands, Eg. 261; kómusk sauðirnir upp á fjallit fyrir þeim, Nj. 27; ef Gunnarr færi eigi utan ok mætti hann komask, 111; ef maðr byrgir mann inni í húsi, svá at hann má eigi út komask, so that he cannot get out, Grág. ii. 110; en allt fólk flýði með allt lausa-fé er með fékk komisk, with all the property they could carry with them, Fms. i. 153; ek komumk vel annar-staðar út, þótt hér gangi eigi, Nj. 202; komask á milli manna, to get oneself among people, intrude oneself, 168; komsk hann í mestu kærleika við konung, Eg. 12; komask at orði, to come by a word, to express oneself; einsog hann að orði komsk, passim.

II. with prepp.; komast á, to get into use; það komst á:—komask af, to get off, escape, save one’s life; hann bað menn duga svá at af kæmisk skipit, Fms. x. 98; tveir druknuðu, en hinir kómusk af:—komask at e-u, to get at a thing, procure; mörgum manns-öldrum síðarr komsk at bók þeirri Theodosius, Niðrst. 10; Hrani gat komisk at trúnaði margra ríkra manna, Fms. iv. 62; þú hefir at þessum peningum vel komisk, ‘tis money well gotten, i. 256; eigi skaltú ílla at komask, thou shall not get it unfairly, vii. 124:—komast eptir, to enquire into, get information of:—komask fyrir, to prevent, come in another’s way:—koma hjá e-u, to evade, pass by, escape doing:—komast til e-s, to come towards, and metaph. to have time for a thing, ek komst ekki til þess, I have no time; eg komst ekki til að fara:—komask undan, to escape; allt þat lið er undan komsk, Eg. 261; ekki manns barn komsk undan, Fms. xi. 387; komask undan á flótta, Eg. 11:—komask við, to be able; komusk þeir ekki í fyrstu við atlöguna, Fms. vii. 264; ef hann vill refsa údáða-mönnum, ok má þó við komask, N. G. L. i. 123; brenn allt ok bæl, sem þú mátt við komask, Fær. 64; ef ek viðr of kœmimk, Hbl. 33; þá er ek komumk við, Eg. 319; komask við veðri, to get abroad, Rd. 252; hann lét þat ekki við veðri komask, Fms. vii. 165: to be touched (við-kvæmni), hann komsk við mjök ok felldi tár, iii. 57; eða hann komisk við ( repent) ok hverfi aptr at íllsku sinni, Greg. 41; þá komsk mjök við inn válaði, svá at hann matti eigi lengi orði upp koma fyrir harmi, Fms. vi. 234; þá komsk hón við ákaflega mjök, Clem. 32; með við komnu hjarta, with a touched heart, Bs. i. 561, Karl. 166:—komask yfir e-t, to overcome, get hold of; er hann komsk yfir fét, Bárð. 175.

D. Part. kominn, in special phrases; inn komni maðr, a new comer, stranger, Gullþ. 47; at kominn, arrived; hinn aðkomni maðr, a guest; at kominn, just come to, on the brink of; kominn at andláti, at dauða, to be at the last gasp; var at komit, at …, it was on the point of happening, that …, Str. 8; vóru þeir mjök at komnir ( much exhausted) svá magrir vóru þeir, Fas. iii. 571:—heill kominn, hail! Blas. 42; vel kominn, welcome! vertu vel kominn! ver með oss vel kominn, Þiðr. 319, Fs. 158; hann bað þá vera vel komna, passim; so also, það er vel komið, ‘it is welcome,’ i. e. with great pleasure, granting a favour:—placed, ertu maðr sannorðr ok kominn nær frétt, Nj. 175; Pétri var svá nær komit, P. was so closely pursued, Fms. ix. 48; ok nú eigi allfjarri yðr komit, xi. 123; svá vel er sá uppsát komin, at …, ix. 368: situated, hann (the hospital) er kominn á fjall upp, is situated on a fell, Symb. 18; útsker þat er komit af þjóðleið, Eg. 369: metaph., vel, ílla kominn, well placed, in good, bad estate; ek þykjumk hér vel kominn; hann var vel til náms kominn, he was in a good place for learning, Bs. i. 153; þat fé er ílla komit er fólgit er í jörðu, Grett. 39 new Ed.; mér þykkir son minn hvergi betr kominn, methinks my son is nowhere better off, in better hands, Fms. vi. 5; lítt ertú nú kominn, Njarð. 376; þykkjumk ek hér vel kominn með þér, Nj. 258:—kominn af, or frá e-m, come of, descended from, Landn., Eb., passim:—kominn á sik vel, in a good state, accomplished, Orkn. 202; hverjum manni betr á sik kominn, Ld. 110; kominn á sik manna bezt, Ísl. ii. 203: vera á legg kominn, to be grown up, Fms. xi. 186; vera svá aldrs kominn, to be of such an age, Fs. 4, 13, Sturl. iii. 100, Fms. xi. 56; hér er allvel á komit, it suits well enough, Bs. i. 531: hann sagði henni hvar þá var komit, how matters stood, Nj. 271, Fms. ii. 152; hann undi vel við þar sem komit var, as it stood, in statu quo, Nj. 22; Sveinn segir honum sem komit var þessu máli, Fms. ii. 159; at svá komnu, as matters stand, Bs. i. 317; málum várum er komit í únýtt efni, Nj. 164, 190:—vera kominn til e-s, to be entitled to, have due to one; ef hann fengi þat er hann var eigi til kominn, Fms. x. 7; þeir er til einskis eru komnir, ix. 248; fá þeir margir af yðr sæmd mikla er til minna eru komnir, en hann, Eg. 111; þeim til sæmdar er til þess er kominn, Sks. 311, rétt komnir til konungdóms, rétt kominn til Noregs, right heir to the kingdom, to Norway, Fms. ix. 332; lézk Sigvaldi nú kominn til ráða við Astríði, xi. 104: fit for, entitled to, hann þótti vel til kominn at vera konungr yfir Danmörk, i. 65: shapen, þetta mál er svá til komit, vii. 130; sagðisk hann eigi verr til manns kominn en Sturla bróðir hans, Sturl.; eigi þóttusk þeir til minna vera komnir fyrir ættar sakir, entitled to less, Eb. 17.

II. part. pres. komandi, a new comer, stranger, Fbr. 168, Stj. 525: one to come, future generations, verandum ok viðr-komendum, N. G. L. i. 121; allir menn verandi ok eptir-komandi, D. I. i. 3; komendr, pl. guests, comers.

= from within, from the inside, from the inside-out, inside-out

Ex. Its actions, then, as perceived from within, are reasonable and necessary to survival.

Ex. Her contributions as a scholar who has studied these issues in Russia for many years 'from the outside' will be enhanced by those of Russian colleagues who will speak about the issues ' from the inside'.

Ex. The article is entitled 'Libraries from the inside-out'.

Ex. The article is entitled ' Inside-out thinking about distance teaching: making sense of reflective practice'.

* * *

there's many a slip twixt cup and lip, it's easier said than done

* * *

* * *

= actions speak louder than words, many a slip between the cup and the lip, There's many a slip 'twixt cup and lip

Ex. But in the end, although I've talked myself blue in the face, I'm afraid actions speak louder than words.

Ex. The article is entitled 'Towards academic status: many a slip between the cup and the lip'.

Ex. There's many a slip twixt cup and lip, of course, in plans like these, but that's the intention now.

* * *